Een aantal jaren geleden zijn wij als school een onderzoeksproject gaan opzetten met als doel om talentgericht onderwijs in beeld te brengen. 
We willen namelijk passend onderwijs aan alle leerlingen bieden. 
We zijn gaan zoeken hoe we dit thema op een goede en verantwoorde manier konden integreren binnen ons vrijeschool beleid. 
Van daaruit is de Lerenleren groep een aantal jaren geleden in het leven geroepen. 
Sinds dit schooljaar werken we daarnaast ook nog samen met de Deventer Leerschool en De Olijfboom.
Samen hebben we een verrijkingsklas op touw gezet.
Er is gestart met een aantal kinderen uit klas 3 tot en met 5. 


Deze klas is bedoeld voor (hoog)begaafde leerlingen, die een extra vraag hebben binnen het gebied van executieve functies
(samenwerken, groei-mindset, doorzetten, faalangst, perfectionisme, uit je schulp leren kruipen, leren fouten maken etc.). 
De opdrachten die waarmee gewerkt wordt, zijn gebaseerd op de theorie van Robert Sternberg.
Hij onderscheidt drie manieren van denken: analytisch, praktisch en creatief. 
De kinderen ontdekken door het uitvoeren van de opdrachten hun eigen leerstijl. 
Het gaat vooral om leuke ontwerpende en onderzoekende opdrachten. 
Ze leren dat je een probleem op verschillende manieren kunt aanpakken.
De lessen zijn ook bedoeld om kinderen ‘wrijving’ te laten ervaren en vervolgens het leerproces daarna samen te bespreken.
Het draait dus om het proces binnen deze klas; niet om het resultaat.  

Onze laatste studiedag stond in het teken van rijk periode onderwijs voor alle leerlingen. 
De studiedag werd geleid door Frietzen Grünbauer van VrijHoog. 
De ontwikkelbehoeften en ontwikkelmogelijkheden van alle leerlingen willen we centraal zetten.
De centrale vraag gaat over dat wat leerlingen nodig hebben en hoe we behoefte-ondersteunend onderwijs kunnen bieden (dus ook aan begaafde kinderen). 
Hoe zien wij naar de toekomst toe de ontwikkelomgeving voor onze leerlingen? 
Hoe maken we ontwikkelroutes voor alle leerlingen passend? 
Het komende schooljaar zijn we als college nog volop met dit soort vraagstellingen bezig.  
 
Begaafde kinderen hebben onderwijs nodig, dat is afgestemd op hun individuele mogelijkheden.
Zij hebben vaak meer dan andere leerlingen behoefte aan autonomie.
Vertrouwen bieden, zelfsturend leren en verantwoordelijkheid geven over het eigen leerproces, zijn zaken die goed
aansluiten bij begaafde kinderen. 
Een duidelijke structuur en een passend programma op maat maken, is belangrijk voor deze kinderen om secundaire problemen,
die kunnen ontstaan uit verveling of faalangst, te voorkomen. 
Deze leerlingen hebben vaak hulp nodig om te leren toewerken naar een goed eindproduct.
Dit proces van leren verloopt anders. 
Extra lesstof, dus méér van hetzelfde, heeft weinig nut bij hoogbegaafde kinderen.
Zij hebben meer baat bij andere uitdagingen, die aansluiten bij hun interessegebieden.
Daarnaast kan het compacter maken van de lesstof helpen om verveling te voorkomen. 
Het is dus belangrijk dat deze leerlingen meer hun lestijd leren invullen met verrijkende- en verdiepingslesstof.  
 

De lesstof die wordt aangeboden en waar vooral behoefte aan is, zijn vooral open opdrachten,
die een onderzoekende houding stimuleert. 
Zij doen een beroep op creativiteit, zelfstandigheid en complexiteit. 
Daarna wordt er een reflectieve houding uitgelokt met als doel om te leren evalueren.           

Soms wordt hoogbegaafdheid gelijkgesteld aan een hoge intelligentie.
Dit is een belangrijk aspect ervan, maar zeker niet het hele verhaal.
Een hoogbegaafd kind is in meerdere opzichten ‘anders’ dan de meeste kinderen.
Het is niet beter of slechter, maar zit wel anders in elkaar.
Daarom heeft het hoogbegaafde kind andere dingen nodig om zichzelf optimaal te kunnen ontplooien.
Echter, een eenduidige definitie van de term hoogbegaafdheid bestaat (nog) niet.
Wel zijn de wetenschappers het erover eens dat intelligentie de basis van hoogbegaafdheid vormt.
Naast intelligentie spelen persoonlijke kenmerken ook een essentiële rol.  

Hoogbegaafdheid lijkt in de basis aangeboren te zijn.
Er zijn aanwijzingen dat het zenuwstelsel van een hoogbegaafd kind makkelijker en sneller nieuwe verbindingen
kan maken in de hersenen. Of degene deze aangeboren kwaliteiten ook kan vertalen naar uitzonderlijke prestaties
en of de persoon gelukkig is, hangt van vele factoren af, zowel in zijn omgeving als in zichzelf. 

Een hoogbegaafd kind hoeft niet per definitie in elk schoolvak goed te zijn en hoeft niet altijd als beste leerling van
de klas naar voren te komen. 
De kinderen vallen vaak op door hun vraagstellingen, ontwikkelingsvoorsprong, het goed causale verbanden
kunnen leggen (grote denksprongen kunnen maken) en het makkelijk kunnen analyseren van problemen.
Ze zijn vaak creatief, maar ook perfectionistisch.  

Hoogbegaafdheid laat zich op verschillende persoonlijke manieren zien.
We zien bijvoorbeeld de succesvolle leerling die goede prestaties levert, perfectionistisch is, risico vermijdend
werkt en bevestiging zoekt bij de leerkracht. 
De uitdagende leerling laat zien dat het creatief is, opkomt voor eigen opvattingen, is competitief aangelegd,
kan grote stemmingswisselingen laten zien en is vaak direct en eerlijk. 
De onderduikende leerling ontkent zijn/haar begaafdheid, vermijdt uitdaging, zoekt sociale acceptatie en wisselt in vriendschappen. 
De uitvallende hoogbegaafde leerling is creatief, zoekt vooral buitenschoolse uitdaging, isoleert zichzelf, verstoort vaak de les 
en presteert gemiddeld of onder gemiddeld. Deze leerling bekritiseert vaak zichzelf en anderen. 
De zelfstandige hoogbegaafde leerling heeft goede sociale vaardigheden, ontwikkelt makkelijk eigen doelen, werkt zonder bevestiging, is creatief, komt op voor eigen opvattingen en neemt risico’s. 

Els van der Veer